Nadat ik mijn parkeerkaartje betaald heb, mijn spullen in de auto heb neergelegd en richting uitgang heb gestuurd, sta ik voor de slagboom. Mijn raam staat voor de helft open, zodat ik het kaartje weer in het gleufje kan duwen. Een manoeuvre die ik toch al minstens 40 keer (?) heb gedaan in mijn leven. Toch blijft het soms een sport om erbij te kunnen met mijn arm, pffff. Raampje verder naar beneden, arm even losschudden en hop: strekken maar!
Het ziet er dan toch wat lullig uit wanneer dit nog steeds niet lukt. Ik kijk in mijn achteruitkijkspiegel en zie dat er niemand aankomt. Ik zet mijn auto in z’n achteruit en ik rijd wat dichter langs het kastje.
Terwijl ik mijn manoeuvre uitvoer, komt er een tegemoetkomende auto aan die mij heeft moeten zien stuntelen. Awkward! Het mooie van het verhaal is dat ik vervolgens dezelfde emoties op het gezicht van de bestuurder lees, wanneer hij zijn arm strekt om bij de machine te komen. Ook hier gaat het raampje naar beneden en ook hier werpt hij zich bijna twee keer uit zijn autoraam.
Wanneer mijn slagboom omhoog gaat, trek ik een “volhouden, je kan het”-gezicht. Tegelijkertijd denk ik ook: pfff, een knop indrukken is toch wel hele andere koek dan een kaartje goed om in een gleufje proppen. Ik het niet laten om toch een beetje triomfantelijk weg te scheuren.