Soms ga ik met de auto naar mijn studie, maar vandaag besluit ik om met de trein te gaan. Het is ongeveer 5 minuten fietsen vanaf mijn huis naar het station, dus dat is prima te doen. Ik zet mijn fiets in de stalling, loop naar het perron en wacht op de trein.
Wanneer ik ‘s avonds terug ben op het station, loop ik direct naar mijn fiets. Naast me is een jongetje bezig met zijn fiets. Hij is nét wat sneller dan ik en fietst alvast de stalling uit. Niet veel later ga ik ook op weg naar huis. Wanneer ik een stukje begin te fietsen, zie ik het jongetje voor me fietsen. Hij heeft de vaart er goed inzitten, dus ik blijf achter hem. Bij het eerste stoplicht wacht ik netjes op een meter afstand.
We fietsen de rotonde op, waar ineens wordt getoeterd. Het jongetje kijkt verschrikt achterom, maar de toeter is niet voor hem (of voor mij) bedoeld. Hij moet dezelfde kant op als ik. Hij begint iets trager te fietsen, maar nét niet traag genoeg om hem in te halen. Ik blijf achter hem, maar de afstand tussen ons wordt wel kleiner. Hij kijkt weer achterom. Wéér slaat hij een weg in die ik ook moet hebben. En daarna nog één. Als hij weer mijn kant op kijkt, begin ík me een beetje ongemakkelijk te voelen. Hij zou toch niet denken dat ik, of all people, hem aan het volgen ben? Ik besluit om, als de volgende afslag wéér hetzelfde is, een andere route te nemen. Hij steekt zijn hand uit naar rechts – waar ik ook heen moet – en ik zie dat er op mijn alternatieve route een vrachtwagen aankomt. Hmm, niet zo chill. Toch maar naar rechts dan. Het jongetje begint harder te fietsen. Kijkt nog een keer achterom. Ik doe net of ik de grachten aan het bestuderen ben en sla dan af, richting mijn straat. Ook híj slaat af (serieus, hoe dan), maar het enorme piepende geluid van mijn remmen kan hem niet ontgaan. Zo. Weet hij ook mooi dat ik gewoon een bestemming had. Ik kijk in de spiegel in de gang om mezelf er van te verzekeren dat ik er niet onbewust angstaanjagend uitzie en loop dan door naar boven.