Ik ben één van de gelukkigen op deze wereld die mag zeggen dat ik een tweelingzus of -broer heb. Een zus ‘waarmee ik in hetzelfde ei heb gezeten.’ Klinkt lekker nuchter, maar daar komt het wel op neer. Vroeger leken we heel erg op elkaar. Zo moesten we bijvoorbeeld uit elkaar worden gehouden met behulp van een veiligheidsspeld. Bovendien had ik vaak rode kleding aan, mijn zus was meestal in het blauw.
Tegenwoordig is dat wel anders: sommigen geloven amper dat we familie zijn, laat staan een tweeling, laat staan eeneiig! Tweeling zijn is erg leuk, maar het zorgt ook voor een aantal cliché vragen. Vragen die ik zelf overigens ook gerust aan andere tweelingen zou stellen hoor, begrijp me niet verkeerd! Ik vind het dan ook helemaal niet erg, leuk juist als andere mensen er vragen over stellen 🙂 Toch kan ik het me ook voorstellen dat het voor vriendinnen wel eens irritant kan zijn als het gesprek daar weer eens over gaat, haha.
Soms merk je trouwens overduidelijk wanneer iemand niet zeker weet welke van de twee je bent. Ze hebben het dan bijvoorbeeld over: “gaat je zus nog op vakantie?” of: “heeft je zus dat ook?” Meestal reageer ik dan heel duidelijk met de naam van mijn zus, zodat ze meteen weten dat ik ‘die ander’ ben 😉
En nu de clichés!
- Vallen jullie op dezelfde jongens?
- Hebben jullie wel eens een wisseltruc gedaan?
- Voel je iets als je zus pijn heeft?
- Ben jij nou die, of die? Oh haha, nou ja, 50% kans hè!
- Heeft je vriend zich wel eens vergist?
- Weet je nou ook wat je zus op dit moment denkt?
