Het is de laatste ochtend en we verzamelen vroeg bij de tenten. Voordat we vanmiddag weer richting Nederland rijden, gaat de ene groep kanovaren en mijn groep gaat eerst nog klimmen. Met mijn hoogtevrees ben ik de hele week al lichtelijk nerveus voor deze gebeurtenis. Uiteraard ben ik nergens toe verplicht, maar toch… 😉 De leerlingen die gaan kanovaren krijgen de orders om een droog setje kleren in hun tas te stoppen, zodat ze zich straks nog even kunnen omkleden.
De leerlingen krijgen na het ontbijt de opdracht om zélf de tenten te gaan afbreken. “Mevrouuuuuw, kunt u echt niet helpen met het oprollen van mijn matje?” Ook ik zoek mijn spullen bij elkaar voor het klimmen. In de voortent zet ik alvast mijn rugzak klaar, zodat ik die straks direct kan meenemen wanneer we echt naar huis gaan rijden.
Wanneer iedereen heeft opgeruimd, laden we het busje weer vol met alle bagage. Vervolgens is het tijd om naar de laatste activiteiten te vertrekken.
Na een klein half uurtje staan de leerlingen in mijn groep allemaal in een kring. De instructeur legt uit hoe ze hun helm, riemen en karabiners moeten vastmaken en gebruiken. Voordat ik zelf mijn eigen ‘tuigje’ omdoe, help ik de leerlingen met hun outfit. Ondertussen klopt mijn hart lichtelijk in mijn keel, wat sommige leerlingen ook wel merken. “U gaat toch wel mee hè, mevrouw?” Nerveus lach ik terug. “Wie weet.”
Even later verspreiden we over de twee onderdelen: mijn groepje gaat eerst abseilen, het andere groepje gaat klettersteigen (jezelf zekeren en verplaatsen aan een ‘nietjesmuur’) en tokkelen (van zo’n schuin touw afroetsjen). Daarna wisselen de groepjes om. Tijdens de uitleg kijk ik gespannen naar de instructeurs. De leerlingen kijken af en toe glimlachend mijn kant op: “het komt wel goed hoor, mevrouw.” Na de uitleg gaan ze één voor één naar beneden. De spanning is van hun gezichten af te lezen, maar ze doen het allemaal maar stoer. Per leerling duurt het zo’n 8 minuten en ik wacht geduldig op mijn beurt.
Op een gegeven moment roept een leerling van beneden dat hij hulp nodig heeft van een docent. Mijn collega die met mij bij het abseilen staat (en mij er doorheen zou slepen) zegt: “sorry Lau, ik ga even helpen.” Uiteraard! Help vooral! Stoer denk ik dat ik het wel red. Bijna ben ik aan de beurt.
En dan gebeurt het.
Ik krijg een ingeving.
Ik ga foto’s maken.
Snel neem ik afscheid van de resterende leerlingen (ze zijn uiteraard in fantastische handen bij de instructeurs!) en ik ren naar beneden om mijn telefoon uit mijn tas te halen. Binnen een paar minuten ben ik weer bij het abseilen en begin ik foto’s te nemen. “Sta ik er goed op mevrouw?”
Vervolgens ga ik naar de andere groep, die zich stoer voortbeweegt op de berg. Klik, klik, klik. Wat ben ik ontzettend trots op de leerlingen (en mijn collega’s), die zich maar mooi door het parcours worstelen. “Mevrouw, bent u al geweest?!” Blij met mijn wapen (mijn telefoon) in mijn hand, antwoord ik dat ik het wel heel leuk voor ze vindt wanneer ze allemaal een actiefoto krijgen. “Ja toch, jongens?”
Één voor één verzamelen de leerlingen zich bij mij beneden. “Zo, ik ben klaar! Heeft u mij gezien?” De laatste leerlingen gaan nog even abseilen en we moedigen ze aan. Nog 3 leerlingen. Klik, klik, klik. Nog 2. En dan gaat de laatste. Onder applaus landt het meisje en we zijn klaar om te vertrekken. Totdat de instructeurs van boven iets roepen. Naar mij. “Kom mevrouw, nu is het uw beurt!” O God.
De leerlingen beginnen te joelen. “Kom op hoor mevrouw, u kunt het!” Oei, groepsdruk. “Het is echt niet eng, u zult het vast heel leuk vinden!” De instructeurs wenken me, de collega’s kijken me lachend aan. OKEE OKEE.
Snel klim ik de trap op en laat ik mij vastmaken. Ondertussen denk ik zo’n keer of 24: waar ben ik in godesnaam aan begonnen?! Beneden hoor ik de leerlingen. “Hup, mevrouw!!” Ik klim over het touw en begin aan mijn afdaling naar beneden. Ik voel dat de instructeurs mijn touw extra stevig vasthouden en ik ben ze eeuwig dankbaar. Het eerste stukje is het engst, om over het randje heen te gaan. Daarna merk ik dat ik er lol in krijg. De leerlingen applaudisseren hard en ik ga zowaar rustig de helling af. HAHA, wie had dat gedacht.
Na afloop ben ik trots en vooral ook blij dat ik deze ervaring met de leerlingen kan delen.
Dan is het echt tijd om te gaan. Mijn collega belt met de andere collega: “ja, we zijn over 10 minuten bij jullie kanoplek.” Mijn hart begint te bonken. “Kanoplek? Gaan we niet terug naar de camping dan?” Ze kijken me aan: “grapje, toch?” Nerveus begin ik te giechelen. “Ik heb mijn rugzak nog in de voortent staan, ik dacht dat we nog op de camping terug zouden komen.” Ik ben een beetje in de war, hoezo heb ik dit niet begrepen?! “Doen ze een andere route ofzo?” Mijn collega knikt: “ja, ze zijn vandaag een andere richting opgegaan.” Aha. Ik begrijp mijn error direct. Toen wij gingen kanoën, kwamen we precies weer uit op de camping. Uiteraard ben ik er vanuit gegaan dat dit nu ook zo was. “Ik dacht dus dat de leerlingen zich op de camping nog konden omkleden en dat we vanaf daar met z’n allen weer verder reden!”
Mijn collega’s overleggen en besluiten: “oké, wij gaan wel terug.” Inmiddels app ik ook de andere collega’s: “ehh, ik ben een beetje onhandig geweest.” Ik leg het verhaal uit en ik krijg direct terug: “wij hebben je tas!!!!” Godzijdank hebben zij de voortent nog gecheckt. “FIJN! Bedankt!” Foutje.
En dan is het echt tijd om weer te gaan. We halen de rest op en rijden weer terug naar Nederland. Na een soepel reisje komen we rond 19:30 weer op school aan. Het was top!
Ben TROTS op je! Jezelf overwinnen is niet niks. Is héél veel. Zo te lezen ook lieve instructeurs, lieve collega’s en lieve cursisten…(maar best lekker dat je op Texel niet hoeft te abseilen😜)