Voorzichtig maak ik de deur naar het toilet open en tuur naar binnen. Voor zover ik dit zie, is de kust veilig en met een strakke blik bereik ik de wc. Ik kijk niet opzij, ik kijk niet naar boven en ik kijk al helemaal niet achter me. Ik doe mijn ding, was mijn handen en sta binnen een minuut weer buiten. Zo gaat dit nu al de hele week, om gek van te worden.
Ik woon nog bij mijn ouders, waar ik de luxe heb dat er 3 wc’s zijn om uit te kiezen. Ik heb af en toe wel de andere wc gebruikt hoor, maar ik vind af en toe toch dat ik mijn angst moet overwinnen. Dit gaat erg goed, tot het op een dag goed misgaat.
Wanneer ik met een volle blaas de wc-deur weer open doe, maak ik de fout om toch om mij heen te kijken. Rechterbovenhoek? Leeg. Linkerbovenhoek? Leeg. Mijn hart begint wat sneller te kloppen. Alle hoeken beneden zijn ook leeg. Waar is die grote, harige en enorm grote, zwarte spin toch gebleven? Ik weet niet waarom, maar ik zet een stap richting het toilet. Op dat moment stijgt mijn hartslag zo dat ik het in mijn oren hoor kloppen. Ik sta op iets. Ik sta op iets zachts, een bolletje ofzo. Ik word gek, ik sta toch niet op de spin?! Wat voelt hij dan zacht. Ik heb toch net de vloer gezien, daar heb ik toch geen spin gezien? De vragen spoken door mijn hoofd. Dan komt het besef: het is maandagavond. De schoonmaakster is geweest en heeft de spin vast opgeruimd. Heel zachtjes til ik mijn voet op. Ik ben nog nooit zo blij geweest met een losliggend bolletje toiletpapier.