Ting dong. PLOF. Achter de deur klinkt een doffe klap. Slof, Slof, slof. De deur gaat open. “Hallo, ik collecteer voor het Rode Kruis!” De vrouw draagt een soort klompen die ze net vanaf de bank op de grond heeft gelanceerd. “Ja, natuurlijk! Ik pak even een centje voor je.” De deur laat ze open en ik gluur stiekem een beetje naar binnen in de gang. Wat heeft ze het leuk ingericht! Grappig hoe iedereen dat dan weer anders doet. “Dank u wel hoor en nog een fijne avond!”
Ting do.. mijn getring verstomd. O god. O god. Ik heb zojuist half aangebeld bij een deur waar ‘geen collecte’ op staat. Ik kijk naar mijn bus waar met grote letters “Rode Kruis” op staat. Valt niet weg te moffelen. Angstig kijk ik naar het kijkgaatje in de deur: staart er iemand naar me, denkend dat ik een debiel ben die niet kan lezen dat collectes niet welkom zijn? Gelukkig, het blijft stil. Ik loop een paar passen achteruit en houd het kijkgaatje nog wat wantrouwend in de gaten. Oké, de kust is veilig.
“Nou meis,” zegt de volgende buurvrouw. “Je hebt ook niet echt lekker weer uitgekozen om te collecteren, hè?” Ik glimlach naar haar: “Tja, het weer is inderdaad niet fantastisch. Gelukkig mag ik alle flats doen, dat scheelt weer! – Bofkont!” Ben ik een bofkont? Nou ja, op zich natuurlijk wel. Ik collecteer voor het goede doel, zodat mensen geholpen kunnen worden. Mensen die misschien niet zo makkelijk door weer en wind even de trap op kunnen om bij mensen aan te bellen.
Die trap is dus nat hè. Ik loop nu in een flatgebouw waarbij de trap deels buiten is. Vervolgens kom je dan door een deur weer naar binnen.
Ting Dong. Om niet naar het kijkgaatje te blijven staren, kijk ik even om mij heen. Één, twee, drie, vier, vijf voetstappen tel ik vanaf de buitendeur tot aan deze voordeur. Ojee. Schuldbewust schuifel ik een stukje naar voren, zodat ik mijn natte schoenen kan afvegen aan de deurmat. Op dat moment hoor ik de sleutel echter in het slot en ik deins weer naar achteren: ik wil ‘oog in oog staan’ vanavond niet te letterlijk maken. “Bedankt hoor, tot ziens!”
Zo, deze flat is klaar. Op naar de volgende! In totaal doe ik er drie vanavond.
Ting Dong. “Sorry, ik heb helaas geen losgeld in mijn portemonnee.” Ik knik vriendelijk en begrijpelijk. Nadat ik de man evengoed vriendelijk heb bedankt, bel ik bij zijn buurman aan. En bij diens buurman. “Joehoe, wacht eens!” De man zonder losgeld komt op zijn sokken achter me aangerend. “Je hebt geluk!” Hij stopt een 2 euro muntje in mijn collectebus. Op zijn sokken rent hij weer terug. Het is een grappig gezicht.
Na een complete gallerij gehad te hebben waar niemand thuis was, besef ik me dat de overburen ook een grappig uitzicht moeten hebben gehad. De voordeuren van dit tweede flatgebouw hebben namelijk een stuk glas in de deur, waardoor je naar binnen kunt kijken. Uiteraard doe ik een stap naar rechts wanneer ik aanbel: ik wil niet in their face staan met een collectebus. Wanneer ik dan echter geen gehoor heb (Tsja, hoe lang wácht je dan?), schuif ik met mijn hoofd een beetje naar links, terwijl mijn lijf blijft staan. Gluren heet dat. De overburen hebben me vast zien gluren en zometeen wil ik nog bij hen gaan collecteren ook. Ah well.
Ik loop weer naar buiten. Ja oké, het is inderdaad best wel een beetje vies weer. Toch kan het altijd erger, want verderop staat er iemand een tent op te zetten.
Dan kom ik ineens een collega collectant tegen. “T is toch niet waar hè! Ook aan het lopen, meid? Ik doe de laagbuurt! – Ik doe de flats! Gaat ’t goed? – Ja, lekker fris hè! – Nou succes verder! – Joe!” We duwen allebei onze collectebus in de lucht als een soort high five op afstand. De muntjes rammelen vrolijk in de bussen.
Collecteren is cool.