“Hè, wat staat daar nou?”

[Tijdens het vriendenweekendje begin april] Samen met mijn vriend zit ik op de tandem richting Elburg. Voor ons rijden onze vrienden, twee stelletjes die ook op tandems scheuren. We zijn nu denk ik zo’n veertig minuten onderweg en we hebben al heel wat mooie huizen, boerderijen en landschappen gezien.

Dan doemt er in de verte ineens een grote hal op. Met mijn ogen zoom ik in en ik lees voor: “De Speulhoeve.” Direct nadat ik het gezegd heb, proesten we het uit. We slingeren heen en weer van het lachen. “Zullen we buiten speulen?” Het klinkt zo lomp, zeker wanneer je het een beetje boers uitspreekt. Ik heb het echt even uitgebruld van het lachen. “Kijk, dat huis is geul.” Mijn vriend doet er nog een schepje bovenop: “Doe je mee met De Olympische Speulen?!”

Altijd leuk, die woordspeulingen 😉

 

Au travail!

Het is vandaag 1 maart: vandaag ga ik met mijn nieuwe baan beginnen: leuk! Om mij voor te bereiden, blader ik nog even door mijn aantekeningen van de lessen die ik de afgelopen weken heb bijgewoond. Kom je toch wel weer leuke uitspraken tegen.

Twee leerlingen: “Neem jij je playstation mee naar Duitsland? – Dude, we gaan naar een gástgezin!” (stilte). “Nou en?!”

Docent: “Als je niet ophoudt, dan blijf je na.” Leerling: “dat kan niet, ik heb nog paardrijles!” Docent: “dan koop je maar een hobbelpaard.”

Leerling: “Huh?!” Docent: “Er moet iemand gemolken worden achterin.” Andere leerling: “Dan komt er karnemelk uit hoor, meneer.”