Zoals velen van jullie misschien wel weten, werk ik als docent Frans op een hele leuke school. Tijdens onze lessen spreken we zoveel mogelijk Frans en leren we de leerlingen ondersteunende gebaren voor de Franse woorden. Met deze methode werk je ook naar een toneelstuk toe: les Trois petits cochons (de drie kleine biggetjes).
Wekenlang hebben de leerlingen hard geoefend om de tekst, de gebaren, de acties en de uitspraak goed onder de knie te krijgen. In de laatste week voor de vakantie was het zover: de opvoering. Over het algemeen ging het super goed en ik ben dan ook trots op mijn leerlingen. Na afloop besloot ik een soort evaluatierondje te doen en vroeg ik de leerlingen wat ze van het toneelstuk, van hun niveau Frans en van de lessen Frans in het algemeen vonden. Bij het teruglezen schoot ik regelmatig in de lach:
“Knap hoor, dat u zoveel gebaren weet.”
Vaak: “u doet het leuk”, maar ook een: “je geeft leuk les!”
“Ik vind dat ik best wel slecht ben in Frans, maar ik weet eigenlijk wel best wel veel.”
“Die gebaren zijn best wel saai, maar wel vet handig.”
“Ga zo doooor!”
“Kunt u ons ook wat zinnetjes leren zodat ik mijn broertje kan foppen?”
“Jammer dat ik een big moest zijn.”