In de metro zit een jongetje op schoot bij zijn moeder en hij tuurt ingespannen naar buiten. Ondertussen geeft hij een live verslag van de sprookjeswereld die er in zijn hoofd afspeelt. “Aaaah, kijk uit: we vliegen over water! – Okééé, gered.” Opa en oma zitten tegenover hun kleinzoon en grinniken om zijn fantasie. “WOESJJJJ”. We rijden inderdaad een beetje naar beneden.
We zijn zo’n twee haltes verwijderd van de tunnel waardoor we ondergronds zullen gaan en ik bereid me voor. Of eigenlijk zet ik me meer schrap, rekeninghoudend met het aantal decibels dat onvermijdelijk komen gaat.
En jahoor: daar komen de muren van de tunnel. “WOW, wat gebeurt er?! Het wordt donker, hou je váááááááást!!” Moeder: “zeg lieverd, je zit niet in De Vliegende Hollander…”
Die Efteling blijft me toch achtervolgen hè?!