Op een ochtend kom ik nietsvermoedend de docentenwerkruimte binnengelopen. Het is nog vrij vroeg en ik ben de eerste die de deur opent. Een doordringende afvalgeur komt me tegemoet: niet écht een geur waarin je graag aan het werk gaat. Terwijl ik het raam open doe -dan maar de kou trotseren- stapt er heel enthousiast een collega binnen. “Och jee, is de tuinier-collega weer bezig geweest? Dat is vast en zeker zijn compost wat daar ligt te geuren.” Ik ga erop in en geef toe dat ik het inderdaad wel een beetje vind stinken. We lachen erom.
Even later komt de tuinier-collega binnenlopen die inderdaad toegeeft dat het zijn afval is. Heel vrolijk vertelt hij dat hij tomaten- en paprikaplantjes heeft meegenomen uit zijn moestuin. Of ik er ook eentje wil?
Een paar minuten later ben ik ineens de trotse eigenaar van een tomatenplantje. Met mijn nieuwe aanwinst loop ik naar mijn kluisje waar ik hem veilig wil stellen. Het lukte me bíjna om de collega te ontwijken met wie ik eerder had ‘geroddeld’ over de tuinier-collega. Tevergeefs. Glashard ben ik uitgemaakt voor “overloper”. Misschien toch wel een beetje terecht 😉
En? Pronkt het tomatenplantje nu op je dakterras met uitzicht gekleurde lampjes?
Zeg maar tegen je collega dat je geen overloper bent, maar juist —na ingekeerd en bekeerd te zijn😜😜—meewerkte aan anti-discriminatie door stank en tuinman te omhelzen in het kader van vrede op aarde…🌈🤗‼️