Het is vakantie en dat betekent dat ik weer heerlijk de tijd neem om te lezen. Ik had nu heel veel zin in de Harry Potter boeken! Tijdens het lezen van deel 1 (Harry Potter en de Steen der Wijzen) moest ik soms hardop lachen om grapjes en woordspelingen van de personages. Ik besloot de stukjes bij te houden en ze samen te voegen in deze blogpost. Ik ben benieuwd of jullie dit op deze manier ook leuk vinden om te lezen! En ook voor de niet Harry Potter-kenners, komt het dan alsnog over? 😉 Wie weet lach ik gewoon nog steeds in mijn eentje hoor, maar dan was het in ieder geval wel leuk om te schrijven :).
1. Een gesprek tussen professor Anderling en professor Perkamentus:
‘Maar u bent anders. Iedereen weet dat u de enige was voor wie Jeweet – nou, goed, voor wie Voldemort bang was.’ ‘U vleit me,’ zei Perkamentus kalm. ‘Voldemort bezat krachten waar ik nooit over zal beschikken.’ ‘Alleen omdat u te – hoe zal ik het zeggen – te nobel bent om ze te gebruiken.’ ‘Gelukkig is het donker. Ik heb niet meer zo gebloosd sinds madame Plijster zei dat ze mijn nieuwe oorwarmers zo mooi vond.’
2. Even later:
‘Is dat waar -‘ fluisterde professor Anderling. ‘Ja,’ zei Perkamentus. ‘Dat litteken zal hij altijd houden.’ ‘Kunt u daar niks aan doen, professor Perkamentus?’ ‘Zelfs als ik dat kon, zou ik het nog niet doen. Littekens zijn soms heel nuttig. Ik heb er zelf ook eentje, net boven mijn linkerknie en dat is precies de plattegrond van de Londense metro.’
3. In het huis van de Duffelingen:
Harry was eieren aan het bakken toen Dirk binnenkwam met zijn moeder. Dirk leek erg op oom Herman. Hij had een groot, roze gezicht, bijna geen nek, kleine, waterige blauwe oogjes en dik blond haar, dat sluik op zijn dikke, bolle hoofd lag. Tante Petunia zei vaak dat Dirk net een engeltje was – Harry zei vaak dat Dirk net een varkentje met een toupetje was.
4. Harry is met Hagrid in Goudgrijp:
‘Ik weet nooit wat het verschil is tussen een stalagmiet en een stalactiet,’ riep Harry boven het lawaai uit tegen Hagrid. ‘Stalagmiet is met een ‘m’,’ zei Hagrid.
5. De eerstejaars zijn net binnen bij Zweinstein en worden bijna gesorteerd door de sorteerhoed:
‘Dus we hoeven alleen die hoed op te zetten!’ fluisterde Ron tegen Harry. ‘Ik vermoord Fred! Hij zei dat we met een trol moesten vechten.’ Harry grinnikte flauwtjes. Ja, die hoed opzetten was heel wat beter dan toverspreuken doen, maar toch wenste hij vurig dat er niet zo veel mensen toe zouden kijken. De hoed scheen nogal veel te verlangen; Harry voelde zich helemaal niet dapper of sluw of wat dan ook. Als de hoed had gezongen over een afdeling voor leerlingen die zich een beetje misselijk voelden, zou die geknipt voor hem zijn geweest.
6. Harry, Ron, Hermelien en Marcel in de gangen van Zweinstein:
Ron keek op zijn horloge en wierp een woedende blik op Hermelien en Marcel. ‘Als we door jullie toedoen worden gesnapt, zal ik niet rusten voordat ik de Vloek van de Druipneus heb geleerd waar Krinkel over vertelde en ik die tegen jullie heb gebruikt.’
7. Hermelien vertelt een leugen tegen professor Anderling over de trol in de kerkers:
‘Als zij me niet hadden gevonden, zou ik er nu geweest zijn. Harry stak zijn toverstok in zijn neus en Ron sloeg hem bewusteloos met zijn eigen knots. Ze hadden geen tijd om er iemand bij te halen. Hij wilde me net doodslaan toen zij kwamen.’ Harry en Ron probeerden te kijken alsof ze dat verhaal niet voor de eerste keer hoorden.
8. Even later:
Harry was stomverbaasd. Hermelien zou nooit iets doen wat verboden was, maar nu deed ze alsof ze alle regels aan haar laars had gelapt om hem en Ron te helpen. Het was alsof Sneep de hele klas plotseling op snoep getrakteerd had.
9. Toespraak van madame Hooch vlak voor een zwerkbalwedstrijd:Â
‘Ik verwacht een leuke, sportieve wedstrijd,’ zei ze zodra ze om haar heen stonden. Harry dacht dat ze het vooral tegen Marcus Hork had, de aanvoerder van Zwadderich. Hork was vijfdejaars en Harry verdacht hem ervan dat hij trollenbloed in zijn aderen had.
10. Commentator Leo Jordaan over de zwerkbalwedstrijd:
Het kostte Leo Jordaan moeite om niet partijdig te worden. ‘Goed – na dat flagrante en weerzinwekkende staaltje valsspelerij -‘ ‘Jordaan!’ gromde professor Anderling. ‘Ik bedoel, na die overduidelijke en smerige overtreding -‘ ‘Jordaan, ik waarschuw je!‘ ‘Oké, oké. Hork helpt de zoeker van Griffoendor bijna om zeep, wat iedereen kan gebeuren, neem ik aan.’
11. Gesprek tussen Harry en Ron:
Harry keek Ron aan. ‘Charlie,’ zei hij. ‘Ik geloof dat jij ook niet helemaal fris meer bent,’ zei Ron. ‘Ik heet Ron, weet je nog?’
12. Gesprek tussen Harry en madame Plijster op de ziekenzaal:
‘Ik wil naar het feest,’ zei hij tegen madame Plijster, die zijn vele dozen met snoepgoed rechtzette. ‘Dat mag toch, of niet?’ ‘Professor Perkamentus zegt dat je mag gaan,’ zei ze lichtelijk gepikeerd, alsof ze vond dat Perkamentus niet goed besefte hoe gevaarlijk feestmaaltijden konden zijn.
Moet jij vaak hardop lachen tijdens het lezen?
Uitzonderingen op de leesregel moeten er ook zijn. Geen fan zijn van Alice in Wonderland, geen fan zijn van de Hobbits, geen fan zijn van Harry Potter: dat wijst natuurlijk wel op een zware afwijking. Nou, met die afwijking ben ik dus zwaar behept🙄🙄🙄😖, erg hè?
Punt 4 hierboven vind ik zeer leuk komisch. 2, 3 en 11 brachten ook een dikke grijns teweeg…